Bewegingsopdracht C:

Maak werkbare drietallen. Laat de leerlingen afspreken hoe zij samen één fantasiedier kunnen maken. Voorbeeld: leerling 1 vormt het lijf, leerling 2 de vleugels en leerling 3 de staart. Hoe kan dit dier bewegen?

Op de muziek oefenen ze hoe dit dier uit de koffer komt dansen en daarna door het speellokaal beweegt.

De leerlingen kunnen gaan onderzoeken hoe ze de dansbewegingen nog meer kunnen doen:

• tijd: langzaam, snel, versnellen, vertragen, slow motion
• kracht: zwaar, licht, spanning of ontspanning
• ruimte: op de plek, met een verplaatsing, hoog, op de grond, groot, klein

Verdieping: Laat de groepjes naar elkaar kijken. Aan welk dier denkt het publiek? Waarom denken ze juist aan dat dier?

Muziektip: